top of page

Wat brengt een nieuw kabinet voor het klimaatbeleid?

 


ree

Bijna alle partijprogramma’s zijn inmiddels bekend. Twee weken geleden schreef collega Iris een stuk over het thema wonen. Aan mij de beurt om mijn visie te delen rond energie en klimaat. Ik focus me daarbij op de centrale vraag die velen van u bezighoudt; wat kunnen we nu eigenlijk verwachten van een nieuw kabinet?

Nou is het altijd gevaarlijk om je als zelfbenoemd expert te wagen aan voorspellingen – ongetwijfeld zit ik er over een jaar een heel stuk naast – ik denk niet dat het een snelle formatie wordt. Maar de oefening is te leuk om niet te doen en er zijn best een aantal lessen uit het (recente) verleden te trekken die goed zijn om naast de inhoudelijke verschillen tussen de partijen te leggen. 


Partijpolitiek

De recente debatten rond de CO₂ -heffing in de industrie, de maatwerkafspraken, de Nederlandse klimaatdoelen in 2030, gasproductie op de Noordzee en de slepende discussie rondom groen gas hebben bij de meeste partijen wel hun weg naar de programma’s weten te vinden. Ik zal me concentreren op twee onderwerpen: de klimaatdoelen en de industrie.


Klimaatdoelen

Ten aanzien van doelen zien we eigenlijk een pas op de plaats of een lichte teruggang in ambitie.  GroenLinks-PvdA houdt vast aan hun in 2023 geformuleerde doelen van 65%. D66 rept niet meer over 60% CO reductie in 2030, maar spreekt over het halen van de klimaatdoelen. Het CDA sluit aan bij Europa en de VVD rept niet meer over het 55% doel zoals vastgelegd in de klimaatwet, zoals ze in 2023 nog wel had gedaan.

Ik verwacht dat GroenLinks-PvdA sterker inzet op het daadwerkelijk halen van de klimaatdoelen, terwijl CDA en VVD vooral nadruk leggen op aansluiting bij het Europese beleid. Tegelijkertijd is de roep om de Nederlandse industrie te behouden de afgelopen periode aanzienlijk sterker geworden.


Kosten

Een van de grootste discussiepunten is hoe de kosten van de industriële klimaatopgave worden verdeeld. In 2019 schatten we de extra nationale lasten bovenop het Europese systeem nog op €1 tot €1,5 miljard. Naar goed Nederlands gebruik werd toen gekozen voor een fiftyfifty-verdeling: de helft via een CO₂-heffing voor de industrie en de andere helft via subsidies, dus via de belastingbetaler.

Sindsdien zijn zowel de benodigde reductie als de kosten fors gestegen. Een grove berekening komt nu uit op zo’n €4 miljard per jaar aan extra lasten. Die meerkosten zijn het gevolg van de keuze om nationale doelen bovenop het Europese ETS te zetten. De enige realistische optie lijkt mij dat deze kosten nauwelijks of niet bij de industrie terechtkomen. Zo kunnen de klimaatdoelen worden gehaald zonder het internationale speelveld te verstoren. De heffing blijft voorlopig gelijklopen met het ETS en zal mogelijk pas rond 2030 weer een rol spelen om de nationale doelen te halen.


Welke industrie wel of niet

Een ander heikel punt is de discussie over welke industrie in Nederland toekomst heeft en welke niet. Sinds er een apart klimaatdoel voor de industrie geldt, is deze discussie alleen maar feller geworden. Logisch: belastinggeld gaat naar verduurzaming, dus groeit ook de publieke en politieke bemoeienis.

Maar een compromis vind ik moeilijk voorstelbaar. Per bedrijf bepalen wie mag blijven is simpelweg ondoenlijk. Natuurlijk zullen er in 2040 minder raffinaderijen zijn als gevolg van de stap naar elektrisch rijden, maar een aantal van de meest efficiëntste raffinaderijen en kunstmestfabrieken staan toevallig in Nederland. Waar sommigen ze liever zouden sluiten, kunnen ze hier juist de technologie ontwikkelen die wereldwijd nodig is.


Uitvoering

Kijkend naar de praktijk vrees ik dat de 2030-doelen voor de industrie nauwelijks meer haalbaar zijn. De problemen in de uitvoering zijn simpelweg te groot om met een heffing – omhoog of omlaag – op te lossen. Er is meer nodig dan dat.

Ik volgde deze week een commissiedebat over verduurzaming in de industrie en mijn beeld is niet dat de partijen dichter bij elkaar zijn gekomen. Gegeven de politieke versplintering en het gepolariseerde klimaatdebat is dat weinig verrassend, maar wel een enorm probleem. Het besef hoe groot de uitvoeringsproblemen zijn, lijkt te ontbreken. Zo is de SDE++ hét instrument om investeringen aan te jagen, maar Kamerleden spraken vooral over heffingen.


Voorspelling

Mijn inschatting: een volgend middenkabinet laat het nationale reductiedoel van –55% in 2030 staan en schaft de nationale heffing niet direct af. Wel zal het expliciet maken dat de industrie niet mag worden weggepest naar het buitenland.

De enige realistische route naar een compromis lijkt een forse verhoging van het subsidiebudget. De opgave is simpelweg te duur om grotendeels bij de industrie te leggen zonder banen en investeringen te verliezen. Hoe dat uitpakt, hangt sterk af van de verkiezingsuitslag: met het CDA als grootste partij zal er meer water bij de wijn moeten, terwijl GroenLinks-PvdA juist extra gewicht aan de klimaatparagraaf zal geven.


Plan: wat kan er wel?

Ik moest denken aan uitspraak van Glen Peters - vermaard klimaatwetenschapper - van een aantal jaar geleden; het verhogen van ambitie is goed, maar focus moet worden verlegd naar de implementatie fase. Hopelijk krijgt dat in de formatie de aandacht die het verdient.

En de politieke impasse die ik hoop dat we gaan vermijden, biedt natuurlijk ook ruimte. Een breed gedragen plan vanuit de industrie en ngo’s biedt nu juist kansen. Want welke coalitie kan in de huidige politieke impasse een breed gedragen plan met aandacht voor én doelen én de uitvoering naast zich neerleggen?

Als dat gebeurt moet ik wellicht mijn voorspelling toch aanpassen.


Door Erik Klooster

 
 
 

Comments


bottom of page